Skip to content

Het Wenen van Geluk reisverslag

Het is alweer 25 jaar geleden dat Ajax de Champions League won door op 24 mei 1995 AC Milan te verslaan in het Ernst Happel Stadion in Wenen. Ik was er bij die dag en schreef, op een ouderwetse typemachine een reisverslag. Dat verhaal werd vijf jaar geleden in verkorte versie opgenomen in het boek Wenen van Geluk, waarvan ik de samensteller was. Speciaal voor dit jubileum heb ik het originele verslag gescand, verwerkt en publiceer ik het hier, er is ook een Wenen van Geluk fotoverslag beschikbaar. Veel leesplezier!

Het Wenen van Geluk reisverslag

Het is dinsdagavond half negen, Paul en ik sloffen over de Amstelveenseweg richting Stadionplein. Onderweg proberen we nog een plastic fles cola te scoren hetgeen niet lukt daar elke snackbar ze alleen in glazen uitvoering verkoopt. Op het Stadionplein aangekomen komen we terecht in een rood-witte mierenhoop, er lopen een paar duizend bijna-passagiers als een kip zonder kop rond op zoek naar hun bus. Er gaan hier vanavond honderdvijftig bussen vertrekken, maar hiervan zijn er slechts een handvol aanwezig, totdat er om half tien – een half uur voor het geplande vertrek – van alle kanten bussen aan komen rijden, mensen raken in paniek, want iedereen is op zoek naar zijn bus en als de dood om die te missen.

Wij hebben de bus met nummer elf toegewezen gekregen, we zien bus 9, bus 36, bus 158 en vele andere kriskras door elkaar staan, maar nummer 11 is spoorloos. Op het, moment, dat we dreigen te bezwijken onder de zoekende mensen, de constante aanvoer van nog meer bussen en het gewone doorgaande verkeer zien we ‘m plotseling staan: bus 11 van de firma Oostenrijk. Als dat geen voorteken is? We noemen onze naam en mogen naar binnen, het gaat nu na wekenlange voorpret, die uitmondde in een totale overkill aan media-exposure, eindelijk echt beginnen: we gaan naar Wenen!

Nog op de ring rond Amsterdam neemt de ‘co-piloot’ Henk het woord. Hij heeft wat huishoudelijke mededelingen, zoals de werking van het boord-toilet, dat in recordtempo is uitgelegd: “Dus mannen, gewoon effe gaan zitten, niet staan, anders zeik je zo in je schoenen en sta je tot je enkels in je eigen zeik. Dat is voor de dames ook niet zo fris. En denk aan de anderen, dus niet bouten, dat doen we in Duitsland tijdens een stop, oké?” We vragen ons af hoe deze instructies waren gevallen als de heren chauffeurs een stel incontinente bejaarden in de bus hadden gehad.

Ook krijgen we instructies over de tussenstops: “We denken morgenmiddag vroeg in Wenen te zijn en als Ajax wint willen we donderdagmiddag om vier uur weer terug zijn voor de huldiging. Dus we stoppen onderweg hooguit een half uur per keer en we vertrekken een uur nadat de wedstrijd is afgelopen weer naar Nederland. Ben je niet op tijd terug, dan heb je pech!” Henk krijgt een klaterend applaus en sommige optimisten zetten voorzichtig het We are the Champions al in. Anderen scheppen op over de avonturen van eerdere busreizen die zij als die-hard Ajacieden hebben ondernomen. Zo leren we dat in München alles perfect liep, in tegenstelling tot Parma waar men uren vast zat na afloop. Een oudere medepassagier blikt dromerig terug naar Londen 1971. Toen was er helemaal niets georganiseerd:

“Het schijnt dat er toen zelfs supporters over zijn gezwommen.”

Henk zet een film op en wij spoeden ons naar de bar voor een blikje, want hoewel we van te voren een brief kregen dat we geen alcohol mee mochten nemen was het drinken van bier natuurlijk geen enkel probleem. Als je het maar van hun kocht. Paul en ik hadden echter een andere strategie bedacht; van bier moet je onnodig vaak plassen en dus hadden we allebei een zakflacon sterke drank meegenomen die we aan wilden lengen met cola. Helaas was onze zoektocht naar een plastic fles mislukt, dus kochten we blikjes cola en goten de drank er bij. Een prima alternatief.

Ondanks de drank zijn we gespannen. Zonder het erover te hebben zijn we bezig met de wedstrijd. Dat bijna ondraaglijke gevoel van ‘het zou toch niet waar zijn dat…’ en dan in een soort paniek denken dat ‘we’ het niet zullen gaan halen en dan dat hele pokke-end weer terug met die depribus. Te durven denken dat we die cup met de grote oren wel even zullen gaan winnen is helemaal de goden verzoeken. Het ergste wat ons zou kunnen overkomen is dat er in de bus een potpourri van dijenkletsers zal worden aangezet en de overwinning alvast zou worden gevierd. Dat zou echt de nieges zijn: we willen in een betrekkelijke rust in Wenen aankomen, zonder misplaatst opportunisme en plat-carnavals gezang.

Ergens in Duitsland maakt de bus zijn eerste stop voor een korte pauze en een chauffeurswissel. Als Henk de bus weer in beweging zet wordt het allengs stiller in de bus. De meeste zijn uitgeput na de eerste uren en weten dat er morgen in Wenen een lange dag wacht. Maar ik kan niet slapen en wat ik ook probeer, het lukt niet: rechtop zittend met een vlag als kussen om m’n nek, voorover met mijn hoofd tegen de hoofdsteun van de stoel voor me, als een slang tussen diverse benen in het gangpad, het lukt niet. Ik ben dan ook blij wanneer de volgende ochtend weer leven in de bus komt. Paul, die ook alweer uren wakker is, en ik hoeven niet langer te fluisteren.

Wedstrijddag

Wenen van Geluk reisverslagHet is de ochtend van de wedstrijd, minder dan 12 uur voor de aftrap. We stoppen bij een Raststätte in Oostenrijk met de boodschap dat we een half uur hebben om te eten, te wassen en voor het ons al beloofde ‘bouten’. We rijden voor op schema, het is schitterend weer en er arriveren steeds meer supportersbussen, er word al druk gezongen en ook gevoetbald. En uiteraard komt er ook steeds meer politie poolshoogte nemen, maar de sfeer is prima, we kunnen verder.

Vlak voor het vertrek van de laatste etappe volgt er nog een traditioneel ritueel, voor mij althans; alle passagiers van bus 11 poseren voor de bus en Henk krijgt een groot aantal camera’s in handen gedrukt om een groepsfoto van de pas ontstane ‘vrinden-club’ te maken. De sfeer wordt steeds joliger maar slaat behoorlijk dood als ik begin over het uitwisselen van adressen en het de organisatie van een ‘reünie bus 11’. Aan de onbegrepen blikken te zien begrijp ik al snel dat ik de plank volledig mis sla en duidelijk geen vaste bussupporter ben.

Die blikken kreeg ik eigenlijk al toen ik in mijn Fluminense shirt de bus instapte de avond er voor, ondanks mijn uitleg dat dit mijn ‘geluksshirt’ was werd ik meewarig aangekeken en werd ik al snel als de paria van de bus bestempeld. We bungelden ergens onderaan de apenrots der echte bussupporters. Ik ben er geen moment rouwig om geweest.

De laatste etappe werd gevuld met taferelen waarvoor Paul en ik vooraf zo bang waren geweest: de voetbal-potpourri ging op, Froger, Hazes en als klapstuk de Alle-13-foute-Ajax hits. Onze muziek-papillen zijn dan ook danig van slag als we Wenen binnen rijden. Zodra we de buitenwijken bereiken is de euforie compleet, de helft van de passagiers gaat al staan in het gangpad, waar een jongedame ze één voor één met schmink voorziet van een rood-wit gezicht. Ruim drie kwartier later krijgen we de contouren van het Ernst Happel Stadion in het zicht. We zijn in Wenen!

Stephansplatz

Wenen van Geluk reisverslagHet is nog uren voor het eerste fluitsignaal. We gaan dus de stad in. We moeten zien hoe de verschillende supporters zich manifesteren in de stad. Geen betere plek om dat te checken dan het Stephansplatz, alweer een omen? Het plein is, alsof het zo is afgesproken, keurig in twee helften verdeeld. Om beurten zetten de supportersschare hun strijdliederen in. Het is een grote machtige samenzang in het Nederlands en Italiaans. De Ajax fans hebben echter een strategisch voordeel: op het balkon van een gebouw aan het plein wapperen een paar immense Ajax-vlaggen en staat het vol met Ajacieden, waardoor hun gezang een dubbele dimensie krijgt. Die strijd is alvast gewonnen, tijd om even verder te kijken.

We treffen een paar Milanezen met wie we het uitstekend kunnen vinden en flaneren broederlijk door de straten. Ik kom in het bezit van een Gazetta dello Sport en onze nieuwe vrienden vertalen geduldig de artikelen die over de aanstaande finale zijn geschreven, speelt Savicevic nou wel of niet? Het respect tussen de supporters is zeer groot, hoewel we opponenten zijn, zijn we ook de vertegenwoordigers van de twee sterkste clubs van Europa, misschien wel van de wereld. Bij een zeer fraaie fontein rusten we uit. We bespreken het verschil van sportbeleving tussen Italië en Nederland, hebben het over pizza’s en boerenkool, over de reis naar Wenen. We lachen de spanning gezamenlijk weg. Daarna nemen wij afscheid en zetten we koers richting het stadion.

Onderweg kopen we nog een grote zak kersen, waarvan we vermoeden dat dit het enige vaste eten is dat we binnen kunnen krijgen en babbelen nog wat met een Weense dame die zichtbaar geschokt is dat ‘Ein Fussballspiel’ zo’n impact kan hebben. Nadat we haar hebben beloofd dat haar leven de volgende dag weer als vanouds zou zijn, laat ze ons met een gerust hart gaan.

Donau Jump

Wenen van Geluk reisverslagHet Prater is een reusachtig park, waarin dus een stadion maar ook een groot pretpark is gesitueerd, met als grootste attractie een gigantisch reuzenrad. Maar onze aandacht wordt getrokken door de Donau-Jump. Die moeten we eerst doen, even uitwaaien. Zittend in een holle boomstam kletteren we met een noodvaart naar beneden. Zeiknat stappen we uit. Opgefrist voor de strijd. We zijn er klaar voor en lopen met bonkend hart verder richting Ernst Happel stadion.

Maar durf ik van de spanning niet naar binnen en we besluiten om nog een rondje rond het stadion te lopen, zodat we zo’n twintig minuten voor de aftrap de tribune opklimmen. We zijn in het stadion bij de Champions League finale!

De wedstrijd staat ook bol van de spanning en dat heeft een verlammend effect op de ploegen, vooral die van Ajax. Naarmate de eerste helft vordert gaat het steeds minder, er worden teveel kleine foutjes gemaakt en de onzekerheid sluipt over de tribunes. In de tweede helft valt het zelfs helemaal stil totdat eerst Kanu en later Kluivert hun opwachting maken. Het spel begint te lopen, de bal gaat weer ouderwets rond. Het is wachten op het juiste moment.

En dat moment valt in de 84e minuut, we zitten achter het ‘verkeerde’ doel, zo’n honderd meter verwijderd van de actie, precies in verlengde van het schot van Kluivert die tussen een hele kluwen witte shirts blijkbaar de bal als eerste heeft geraakt. Kluivert en Rijkaard rennen als op hol geslagen weg, maar de bal rolt nog. Het net hangt roerloos in het Milanese doel. Is er gescoord? En dan eindelijk, het lijken wel uren, krijgen we de bevestiging: het net bolt op en weten we wat iedereen al weet: doelpunt! Het is alsof ik wakker word uit een droom, alsof ik door de dampkring weer terugkeer op aarde. Veel tijd om me dat te realiseren heb ik niet, want Paul hangt – traditioneel- om m’n nek en ik heb me al even traditioneel instinctief schrap gezet. We schreeuwen het uit, nog harder dan alle vorige keren dat we samen een doelpunt vierden.

Wenen van Geluk reisverslagOm ons heen zie ik een orgastische menigte die van puur plezier niet meer weet waar ze het zoeken moet, mensen lachen en huilen tegelijk, er wordt in armen geknepen en de term ‘mooiste dag van me leven’ is niet van de lucht. We hebben ‘m en voor mij is dit, na Athene en Amsterdam de trilogie. Ik heb alle Europacups zien winnen in het stadion.

Het blijft nog heel lang feest op de tribune en op het veld en we komen pas tot onze positieven nadat de stadion-DJ voor de vierde keer op rij ‘We are the Champions‘ heeft opgezet. Met een overdosis Queen zoeken we de onze bus weer op.

In de bus feliciteren we elkaar en vallen direct in diepe slaap, ik kan me het verlaten van de stad niet meer herinneren en als ik wakker word zijn we alweer in diep in Duitsland en is het tijd voor een korte stop, want we hebben haast; we moeten op tijd zijn voor de huldiging die middag om vier uur. Die korte stops hadden er al voor gezorgd dat we als één van de eerste bussen in Wenen waren en ook nu lopen we voor op schema. Als we bij de Nederlandse grens zijn is het pas 11 uur en geeft Henk ons het advies om even rustig te eten: “Het is nog pakweg twee uur nodig om in Amsterdam te komen, ga maar even goed eten, als jullie een uur wegblijven, dan zijn we dus over drie uur op het Museumplein. Eet smakelijk!”

Dat is goed nieuws, want dan zijn we dus ruim voor de huldiging weer thuis en dat laat ik me geen twee keer zeggen, terwijl m’n maag me laat weten dat ik sinds dinsdagavond slechts een halve zak kersen en een Mars op heb, ik bestel een vette biefstuk met uitjes in het restaurant en laat het me prima smaken, ik kan er vandaag weer helemaal tegen.

Onsportief?

Ik heb mijn bodembrunch nog niet verorberd als een gestreste Paul me komt halen met de woorden dat ‘iedereen op je zit te wachten’. We haasten ons terug en ik krijg bij het betreden van de bus al snel door dat mijn hang naar een voedzame maaltijd niet bij iedereen in goede aarde valt. Om te beginnen met chauffeur Henk: “Dat, is erg onsportief van je, we wachten al bijna tien minuten op je.” en getrakteerd op een cynisch applaus loop ik door het gangpad naar achteren. Ik voel me eerst schuldig, maar raak bij elke stap meer geïrriteerd, we mochten toch goed eten? Ik ben nog geen drie kwartier weggebleven?

Als halverwege het gangpad de grootste (lees: dikste) van de bus me een klootzak met een raar shirt noemt en me toebijt dat ze ‘steeds’ op mij moesten wachten, knapt er iets in me. Ik scheld ‘m helemaal verrot en roep dat hij niet moet zeuren. Wat denkt hij wel? Dat er om twee uur nog alle ruimte is op het Museumplein? Dat er, as we speak, niet al duizenden mensen staan in afwachting van het feest? Dat we godverdegodver gisteren bij de enige echte huldiging in het stadion waren en dat het niet zo heel veel uitmaakt of we om twee uur, of om kwart voor twee zullen arriveren: “Je moet gewoon je grote bek houden, ik had honger en we mochten eten. Graftak!”

Blijkbaar was mijn woedeuitbarsting overtuigend genoeg om de rust terug te laten keren. Hier had de woordvoerder van het ontevreden deel van de busbevolking kennelijk niet van terug; die mafkees met dat rare shirtje mag dan wel geen vaste bussupporter zijn, maar zo te horen komt hij wel uit Amsterdam en heeft hij misschien wel een punt. We waren er bij en we zullen er straks weer bij zijn, dáár gaat het om.

Om precies twee uur bereikt de bus -met eindelijk lekkere muziek aan boord- het eindpunt: het Museumplein, het is er inderdaad al vreselijk druk. We laten ons letterlijk de bus uit rollen en besluiten al snel dat we geen zin hebben in deze menigte, dus we sjokken richting café Helmers, hemelsbreed op een paar honderd meter van het epicentrum van de feestvreugde. Wij zijn terug in onze comfort-zone en uit de drukte. Ik hang mijn Amsterdamse vlag voor het raam, zodat de zon niet binnen schijnt en we het grote tv-scherm beter kunnen zien. We zien vanaf het terras het vliegtuig over de stad vliegen en even later, als de cup de lucht in gaat en de massa het uitschreeuwt, vegen wij zwijgzaam de tranen van onze wangen.

We Wenen van geluk.

Dit bericht heeft 0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top